ALAIN DELMOTTES DEBUUT
„Ik zing me open als een boom”
Zopas werd de bundel „Sociaal realisme” van de Kortrijkse dichter Alain Delmotte aan het publiek voorgesteld. Paul Vanderschaeghe (zelf dichter) en Mare De Smet (criticus) leidden deze avond in. Verheugend feit: de blanke zaal in de Oude Dekenij liep druppelsgewijze vol met geïnteresseerden. Alain Delmotte heeft via initiatieven als Mayapan in het Peuzelke een schare poëzievrienden gemaakt, wat zich liet vertalen in een opkomst van kleine en grote namen uit de poëziewereld. We herkenden er dichters van diverse afkomst en slag: Georges Van Acker, even beminnelijk als toen hij nog Kruispunt onder zijn hoede had; Joris Denoo in de clinch met John Heuzel. Werner Pauwels aan wie Delmotte een van zijn gedichten opdroeg.
Deze dichter bracht, naar ons oordeel, een weliswaar diepgaande letterkundige benadering van de bundel, maar verloor het perspectief van de avond uit het oog: met alle respect voor de grondige diepgang, maar als dichter zou je toch moeten weten hoe moeilijk het is een doordachte, gerijpte tekst naar een publiek toe te spelen. Delmotte schrijft geen hermetische poëzie, waarom dan zulke hoogstandjes brengen? Of wilde de inleider deze stelling bewijzen: hoe ingewikkelder je kunt doen over een dichter, hoe groter dichter? Door op die hautaine manier over poëzie te praten, jaag je een deel van het publiek weg, of op stang. Was dat de bedoeling?
POËTISCHE RONDGANG
Mare De Smet die als criticus het klappen van de zweep kent, bracht zijn betoog zonder zich te verlustigen in eigen vindingrijkheid. Via een gefundeerde rondgang door de vijf cycli van de dichtbundel, konden we de lijnen van Delmottes poëzie volgen. We proberen deze gedachtegang via een eigen interpretatie van de gedichten in het kort weer te geven.
In diverse cycli drukt Delmotte zijn ontevredenheid over de wereld uit. Hij start vanuit een beschrijving van zichzelf in een directe verhouding tot wat van hem overblijft in het gedicht: poëzie als reddingsboei, maar tevens als zelfmoordpoging. Het woord als wanhoopsdaad. Het „water” als sleutel.
In een tweede cyclus „Sociaal realisme” klinkt het engagement door en is een logisch gevolg op de „autobiografie” waarin Delmotte zichzelf wegschrijft om als een sociaal wezen te herrijzen, geconfronteerd met het asociale maatschappijgedrocht dat „het gestamp van laarzen” laat weerklinken, dat dood en vernieling zaait, vandaag en morgen, dat martelt en insluit in plaats van bevrijdt en streelt. Blijft de hoop op de vrijheid: „vrijheid is een taal- /vrijheid is/wat doorheen de woorden/aan leven geschreven staat/en schreeuwend overleeft,” (p. 24).
ZICH VERLIEZEN
In de cyclus „De verliezer” (naar Achterberg die zijn dode geliefde d.m.v. het woord weer levend wilde maken) zoekt Alain Delmotte zijn eigen bestaansreden in de Liefde. De realiteit van de zinnelijkheid in de streling van de geliefde, én als zingevend element van het leven: „Aan je naakt ben ik voorbijgegaan, meisje./Voortdurend en u zoek ik je te herhalen:/in wolk, in lucht, in wind/en volledig in het eindeloze woord water.”
De volgende cyclus „Profaan” betekent het terugvallen op alles wat de liefde verbergt: „toen we nog de vrienden niet vreesden/handdrukken nog niet in handschoenen verpakten ./uitgroeiend in een loflied aan de liefde: „Ik zing me open als een boom/naakt en zonder twijfels- :/de liefde, de gehele liefde- ”/Toch het vertrouwen dat zijn „vroegtijdig testament” zin zal hebben: en dat ieder voor zich- /weet, beseft, begrijpt dat wat mij het liefst, het meest, het wankelst was:/de naam van het water doordrongen/van een nieuw geschrift/waarin ik vervloeide en vervloei.”
Of, zoals de laatste cyclus aangeeft: „Remington of de goede manieren van een dichter”: de dichter die „als een stikkende vlinder/onder een glazen stolp” doodmoe wordt en onder „close-reading” stervend beseft: „hoor/dit gedicht/is tevergeefs geweest/(gelukkig maar)/
ONVERMOGEN
Uit de laatste cyclus schreeuwt het onvermogen van de dichter: het ventje (nou ja!) achter de schrijfmachine, typend „om er een nutteloze avond rustig/en teleurstellend mee op te vullen.”
Mare De Smet omschrijft het als volgt: „Dit mentaal gevecht tegen een hoop wantoestanden en het uitzien naar dat groene en plezante land vormt de tweeledigheid van deze bundel: een strijdbare blik op vandaag en een hoopvolle blik naar morgen. In deze zin vindt hij de hedendaagse wereld en maakt hij zijn toekomstwereld. Waarmee hij uitmondt in een individualisme.”
Deze, naar mij lijkt, waardevolle bundel opent perspectieven voor het Kortrijkse literaire gebeuren, waarin meer en meer plaats moet komen voor jonge, vernieuwende tendensen. Alain Delmotte breekt wekelijks de Kortrijkse nul-toestand open en klaart de poëtische avondmijmering uit via zijn sociaal- geëngageerde poëzie, maar evenzeer door Mayapan en ’t Peuzelken, waar het goed is te vertoeven, ook om een nuttige avond mee te versieren.
Belangrijk blijft het lezen van poëzie, en „Sociaal realisme” kan besteld worden door overschrijving van 200 frank op rekeningnummer 870-0430214- 82 van Alain Delmotte, F. van de Elzaslaan 39, 8500 Kortrijk.
(RK) Dirk Rommens, Kuurne
BRON: ‘Het Volk’, 2 november 1983