Ik kan de code niet ontcijferen

Ik kan de code niet ontcijferen

Van onze bevroren liefde

‘t Is te laat om het wachtwoord 

nu terug te vinden

Ik reik uit naar het verleden

Maar kom steeds te kort

En alles voelt aan

Als een laatste toevlucht

Hoewel we het kiet noemen

En er is niets gebleven

Toch hoor ik mijn lippen

Deze beloften maken

Ook al verkwistten we de waarheid

En er is weinig gebleven

We kunnen de kamer nog vegen

We kunnen het bed nog opmaken

Als de wereld vals is

Zal ik niet zeggen dat dat waar is

Als de duisternis roept

Zal ik naar jou gaan

In een tijd vol schaamte

In het grote Alarm

Als ze je naam roepen

Gaan we arm in arm

Vertaling van “I can’t break the code’ van Leonard Cohen uit de bundel ‘The Flame’

De schroevendraaier

Die schroevendraaier is niet van mij.

Ik weet het zeker. Hij is van mijn broer.

Het heeft geen zin om hem terug te geven.

Ik gebruik hem om de stopcontacten vast te zetten.

Die zijn na al die jaren wat losgekomen.

Telkens als ik een licht aan- of uitschakel zie ik mijn broer.

Hij installeerde alle schakelaars in de nieuwbouw.

Op alles zit sleet. Ook op verdriet, zeggen ze.

Ik denk het niet. Als hij die schroevendraaier ziet,

Zal hij zeggen: “Ach, ik was hem vergeten. Hou hem maar.”

Hij heeft hem niet meer nodig.

Hij is al lang dood.

Wat ‘r met het hart gebeurt

Ik werkte altijd standvastig

Maar ‘k noemde het nooit kunst

Ik beheerste mijn depressie

Met Jezus woord en Marx’ tekst

‘k Mislukte de prille gloed

Toch klaar de dovende vonk

Vertel ‘t de jonge Messias

Wat ‘r met het hart gebeurt

Er is ‘n mist van zomerzoenen

Waar ik dubbel parkeerde

Vijandigheid bleek gemeen

Met de vrouwen aan de macht

Het was noppes, ‘t was een gedoe

Maar ‘t liet een lelijk teken

Dus ik kom weer op bezoek om

Wat ‘r met het hart gebeurt

Ik verkocht heilige prullen

Ik was nogal spits gekleed

Had een poesje in de keuken

En een panter in de tuin

In de cel met de begaafden

Was ‘k maat met de bewaker

Dus was ik nooit getuige van

Wat ‘r met het hart gebeurt

‘k Had het moeten zien komen

Zeg maar dat ik de kaart schreef

Alleen haar te zien was kommer

‘t Was van meet af aan veel kwel

We speelden ‘t perfecte koppel

Maar ik hield nooit van mijn deel

Het is niet mooi, ’t is ook niet fijn

Wat ‘r met het hart gebeurt

De eng’len hebben nu een viool

En de duivel bespeelt ‘n harp

Elke ziel is als een witvis

Elke geest is als een haai

Ik opende elk venster

Maar het huis, het huis is zwart

Zeg gerust Oom, hou ‘t simpel om

Wat ‘r met het hart gebeurt

Ik werkte altijd standvastig

Maar ‘k noemde het nooit kunst

Slaven waren er al eerst

Zangers geketend, verbrand

D’ ark van gerechtigheid was krom

De gekwetsten klaar voor ‘n mars

‘k Verloor mijn werk behoedend

Wat ‘r met het hart gebeurt

‘k Studeerde met die schooier

Hij was vies en getekend

Door de klauwen van veel vrouwen

Hij faalde te negeren

Geen fabel hier en geen les

Geen zingende weidespreeuw

Slechts ‘n vieze schooierzegen om

Wat ‘r met het hart gebeurt

Ik werkte altijd standvastig

Maar ‘k noemde het nooit kunst

‘k Kon wel tillen, maar nooit iets zwaars

Verloor haast mijn vakbondskaart

Ik kon overweg met ‘n geweer

Mijn vaders .303

We vochten voor iets finaals

Niet voor ‘t recht akkoord te gaan

‘k Mislukte de prille gloed

Toch klaar de dovende vonk

Vertel ‘t de jonge Messias

Wat ‘r met het hart gebeurt

24 juni 2016

Gedicht uit ‘The Flame’, Leonard Cohen – mijn vertaling

Mijn poëtica

De taal is van mij

ik spreek, ik luister, ik ben de stem

overal sleept het woord over me heen

laat me slapen, drinken, eten en voelen

hoe de aap tot spreken kwam

door de eeuwen door de straten door de pleinen

het wonder van de stem ontwortelt

en nergens is het over, nooit stopt het spreken

nergens slaapt het in de donkere stegen

geen zinvol water trekt de zin in klanken

nooit is de modder zonder mijn hoop op morgen

op het enkelvoudig denken over mezelf

tot de wegen gespreid klinken als verdriet

want

het woord is om te mijden

er is geen onderkomen

is geen klankbord van mijn zwijgen

er is het immer weten dat het in geen geval tot

mijn happy einde komt

Oud nieuws was fake nieuws

In de inkom van ons huis hangt al tientallen jaren de befaamde tekst ‘Streven naar geluk’ ofte ‘Desiderata‘. Een dankbaar geschenk van een van de broers van mijn vrouw. Bij welke gelegenheid? Bijna de zeventig bereikt, vallen huwelijks- en andere verjaardagen over elkaar en weet ik het niet meer. Die tekst was zo bijzonder omdat hij tot op vandaag zo heerlijk actueel blijft. Een monnik (?) uit de Sint-Pauluskerk in Baltimore, Maryland, de Verenigde Staten. Geschreven in het jaar 1692, zo staat onderaan te lezen. Respect, man.

Ik heb het altijd een beetje raar gevonden dat in dit gedicht – jawel, daar straks meer over –  de auteur (een monnik, een pater, een abt???) het had over het lawaai. Welk lawaai? Boerenkarren die over kasseien dobberden, het geklingel van emmers uit de waterput, kijvende wijven aan de poort van de kerk, joelende kinderen, vloekende arbeiders? Ik kon er me wel een en ander bij voorstellen.

Dat hele gedicht dat in Nederlandse vertaling een doorlopende tekst was geworden in een vertaling van ???wie??? bleef me intrigeren. Vandaag had ik een doortastende ingeving: hoe zou die originele tekst in het Engels wel luiden, vermoedelijk in oud-Engels, toch? Nu liggen de antwoorden de dag van vandaag voor je neus, als je een beetje thuis bent op het internet. Zou het een bevredigend antwoord worden?

Man man man, wat een ontgoocheling toen ik dit las: “Uit de FAQ van Alt.Usage.English: “Desiderata” is geschreven in 1927, door Max Ehrmann (1872-1945). In 1956 gebruikte de predikant van De St. Pauluskerk in Baltimore, Maryland, het gedicht in een verzameling stencils met inspiratiemateriaal voor zijn gemeente. Iemand die het later drukte zei dat het gevonden was in de oude St. Pauluskerk, gedateerd 1692. Het jaar 1692 is het jaar waarin de kerk gesticht was, en heeft niets te maken met het gedicht. Zie Fred D. Cavinder, “Desiderata”, TWA Ambassador, Aug. 1973, pp. 14-15.”

In één klap zag ik mijn verbeelde monnik, lawaai makende boerenkarren, kijvende wijven… verpulveren en herleven in de gedaanten van mensen uit de heel wat dichtere twintigste eeuw! Dit gedicht bleek dus fake te zijn – nee, ik moet het corrigeren: de auteur was gewoon een schrijver die op het einde van de tweede wereldoorlog overleden was, in mijn gedachten was hij fake, een valse profeet, zou ik durven zeggen. Hij was niet die filosoof uit die stoffige kerk in Baltimore die me toen al decennia lang voorhield in deze 21ste eeuw goed en zinvol te leven…

Maar mijn vondst kreeg nog een verrassend kantje. Ergens anders las ik: ‘Het artikel van 8 januari kwam erop neer, dat de tekst die begint met ‘Wees kalm te midden van het lawaai en de haast’ geschreven is door de Amerikaan Max Ehrmann in 1927 en door zijn weduwe is gepubliceerd in 1948. Dat Ehrmann de auteur was, blijkt door Filiep van den Broeck al te zijn onthuld in Onkruid 76 van 1990 (brief mw C. M. de Nijs).’ (School voor Filosofie)

Het was de naam Filiep van den Broeck die mijn hart deed opspringen van vreugde. Een ex-scout zoals ik er ook een ben geweest, maar hij was in vervlogen dagen vooral bedrijvig bij het tijdschrift Onkruid, waar ook Simon Vinkenoog hoge ogen gooide – die woordspeling kon ik niet laten liggen –  en waar ik nog een eitje mee te pellen had, ware het niet dat hij ondertussen hogere regionen heeft opgezocht. (Over die periode kom ik later nog eens op terug als ik de moed heb om dat hoofdstuk aan te snijden…)

Kortom, Filiep, dat deed me weer denken aan die tijd toen je een van mijn gedichten in de publieksruimte van Bossuit wist op te hangen – waarvoor nog altijd heel veel dank! Hij wist het dus al die jaren dat het gedicht in onze inkom helemaal niet in 1692 werd geschreven, maar zoveel later. Waarom heb je mij daar nooit over verteld? Wellicht omdat je nooit in onze inkom hebt gestaan? Omdat wij je nooit hebben uitgenodigd, ondankbare gast die ik ben, nu ik me realiseer met de voeten op de grond te zijn terechtgekomen. Immers, fake nieuws is blijkbaar van alle tijden, nietwaar?

Bij deze kleef ik een paar plakkertjes over de bron van de tekst. Daarop schrijf ik de naam van de echte auteur Max Ehrmann (1872-1945).

Juist is juist. Feiten zijn feiten. Met mijn welgemeend excuus en toch even grote bewondering voor uw gedicht.