Gesprek met Emiel Hoorne (1)

GESPREK MET GRAFICUS EMIEL HOORNE (1)

Hoge Onderscheiding voor West-Vlaming!

Emiel Hoorne, geboren te Roeselare op 14 oktober 1951. Studeerde achtereenvolgens aan de Stedelijke Academie in Izegem, het Hoger Instituut voor Plastische Kunsten in Izegem, de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten R. Lierman, Brugge, de Koninklijke academie voor Schone Kunsten te Gent. Behaalde het diploma Hoger Kunstonderwijs, specialisatie Graveerkunsten; beoefent tekenkunst, etsen, lithografie, hout- en linosnede, zeefdruk. Is docent zeefdruk aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Gent. Onbegonnen werk om alle prijzen, binnen- en buitenlandse tentoonstellingen, op te sommen. Het moeten er alles bij elkaar méér dan vijftig — maar het kunnen er evengoed honderd — zijn. Emiel Hoorne is de West-Vlaming die voortdurend zowel geestelijk als werkelijk binnen- en buitenlandse sferen „afreist”. We hadden een paar weken terug een bijzonder boeiend gesprek met deze jonge kunstenaar. Hij vertelde ons dat een zeer belangrijke prijs „in de lucht hing”… Toen was het zover: naast de Staatsprijzen Poëzie en Letterkunde verraste de minister het publiek met de bekendmaking van „Onderscheidingen voor een kunstenaarsloopbaan”. Een van de prijzen voor jonge kunstenaars (75.000 frank) ging naar Emiel Hoorne. In zijn werk valt de enorme verbeeldingskracht op: het uitstijgen boven de alledaagse werkelijkheid. Geen West-Vlaams provincialisme — maar een universele creativiteit, er is de „International Print Exhibit 1983 in Taiwan”. Er waren 3000 prenten ingestuurd van zo’n 1100 kunstenaars vanuit 49 landen. Het is een wereldtentoonstelling van Grafisch Werk, met één Europese laureaat: de gouden medaille van Paul Wunderlich. Ik ben bij de 542 geselecteerden — de anderen zijn allemaal Japanners en Chinezen. Ik zit permanent over heel de wereld met internationale tentoonstellingen. Je zou op den duur de tel kwijt geraken. En ik moet zien dat er niets achterblijft, dat alles perfect verloopt. Het vraagt, een vorm van organisatie… maar het is toch plezierig. Er is een speciale sfeer die eigen is aan het internationaal gebeuren. Binnenkort (van 25 mei tot 30 juni) is er de Europese Biënnale voor Graveerkunst in Mulhouse waaraan ik ook deelneem. Ik werd gevraagd voor de Stichting Veranneman uit Kruishoutem om daaraan deel te nemen. Dan is er nog de uitgave van „De Lichtspuit” van de Wereldraad voor Kunstambachten World Crafts Council). Ik zit met een expositie „Bois pluriel 1” — een eerste internationale Biënnale van de houtgravure van Croissy-sur-Seine in Frankrijk. „Xylon 9” loopt nu ook: Internationale Triënnale des Holzschnittes in Zurich. Ik nam deel aan de „4th Seoul International Print Biënnale” in Korea. Bijna over heel de wereld is er wel ergens een land dat mijn werk tentoonstelt. Ik selecteerde een drietal jonge Vlaamse grafici voor „De Brakke Grond”. En volgend jaar zal een rondreizende tentoonstelling door Duitsland trekken, met mijn werk. Het begint in het Belgisch Huis in Keulen en moet nog zo’n vijftal andere steden aandoen. Ik vind het prachtig dat de provincie West-Vlaanderen eigenlijk aan de basis ligt van deze zeer belangrijke tentoonstelling. Daardoor ontstaan buitenlandse contacten die heel belangrijk zijn voor de kunstenaars. Ik moet daar natuurlijk hard tegenaan gaan, maar het is de moeite.

Er is duidelijk een bepaalde evolutie geweest in je grafisch werk. Een van de kenmerken is het dynamisme. Je staat niet stil.

Ik ben vanuit een soort figuratie gekomen, het begin van de jaren zeventig, vanuit de popart periode. Binnen mijn academie-opleiding hadden we een hele reeks boeiende leraars, prachtige mensen, topfiguren. Je krijgt zo’n verscheiden soort bagage mee, -constructivisme, popart, de opkomende belangstelling voor het werk van Raveel — Vlerick als leermeester met een soort lyrische abstractie.

Dat laatste is me altijd blijven interesseren, alhoewel soms op de achtergrond geraakt. Dan ben ik op zoek gegaan naar een eigen taal. Je begint te zeggen: het wordt tijd dat ik een eigen beeld heb, een eigen visie. Ik was sterk geïnteresseerd in het inwendige van de dingen, de binnenkant. Ik ontwierp en graveerde het automatisch systeem van een vuilnisbak. De binnenkant van een koffiemolen, een scheerapparaat. Je zag nog een klein strikje van de buitenkant, maar het verborgene interesseerde en intrigeerde me omdat er zoveel abstraherende elementen in zaten die me boeiden om grafisch uit te beelden.

UFO’S

Op een bepaald moment komt er een verschuiving naar de „tuigen” toe. De buitenkant gaat me weer interesseren. Dat is de periode ’79-’81, rond de tijd van mijn expositie van Hedendaagse Kunst in Utrecht. Ik heb dan ook hard gewerkt en gepoogd om een verandering binnen mijn houtgravures teweeg te brengen. Daar heb ik iets ontdekt: dat ik me kon permitteren om binnen een houtblok alles op te bouwen met grijs, wit en een klein beetje zwart ter ondersteuning. Maar al de rest: radicaal wég! Bijna een staatsgreep binnen het normale klassieke patroon van zwart-wit-grijs denken. Plots kom ik tot de conclusie dat ik .het met wit-grijs kan doen. Dan moet je weten dat je uiteindelijk een hoop dingen leert doen, door de jaren heen. Je bent grafisch gebonden aan een bepaalde vakkennis — die men permanent blijft opvoeren. Natuurlijk: de techniek mag de overhand niet nemen op de artistieke inhoud. In 1981 krijg ik weer zin om lyrisch-abstract te gaan werken. Die lyrische abstractie blijft zich eigenlijk toch altijd manifesteren. Je voelt de verschuiving: figuratie – inwendigheid – tuigen – abstractie.

PROCESKUNST

Ik heb een zeer interessante benadering gelezen over mijn grafisch werk van Lydia Schoonaert. Zij gebruikte de term „proceskunst”. Ze beweert dat ik nooit figuren gebruik binnen in mijn werk. Ze schrijft: hij doet het permanent voor alsof anderen aan de touwtjes trekken… terwijl Emiel Hoorne alleen het resultaat weergeeft. Die vreemde machines zijn wel door iemand ontworpen, die functioneren — maar je ziet alleen de machine. De figuren die er achter steken — de politiekers, de sociale problematiek en al die achterliggende belangrijke aspecten die op mij inwerken blijven op de achtergrond.

Is de machine voor jou: verrijking of verarming?

We zitten met twee schijven die boven elkaar draaien. Aan de ene kant de machine — heel de wetenschap, de technologie, de biochemie — met formidabele kansen. Denk maar aan het kankeronderzoek. Er zijn enorme knappe dingen aan het gebeuren. Maar van de andere kant is er de tweede schijf van allerlei zaken die we ontwikkelden die een schande zijn voor de mensheid. Je zit met het gevaar dat deze schijf plots die eerste doet meedraaien:— wat rampzalig wordt. Ik wil met mijn werk aantonen: „Mens, pas toch op, er zijn heel knappe dingen aan het’ gebeuren, maar aan de andere kant zit je serieus in de miserie”. Want alles draait om zwaar geld verdienen, het behoud van machten… Zolang we met de schande zitten van de Bootvluchtelingen, miljoenen kinderen die sterven, dictatoriale .regimes in Zuid-Amerika, zijn we er niet — ook al hebben we zoveel machines. Dat blijft me altijd aanzetten om sociaalkritisch binnenin mijn werk te opereren.

Of Emiel Hoorne altijd de maatschappijkritische weg opgaat, zullen we in een tweede deel vernemen. We krijgen een kijk op de specifieke problemen, mogelijkheden van een niet zo gekende maar heel boeiende wereld van het grafisch werk en denken.

— (R.K.) Dirk Rommens, Kuurne in Het Volk, 3 april 1984