Licht breken met zachte handen

VZW DE GULDEN SPOREN EN ANDRÉ DEROO

„VZW De Gulden Sporen” werd in 1983 opgericht met als doel: promotie van de verschillende kunstdisciplines en de Vlaamse Kunstenaars. Momenteel loopt een boeiende en belangrijke tentoonstelling van „Schilderijen van André Deroo”, in de BBL, Grote Markt 50 Kortrijk. Na de tentoonstelling „De Grote Markt van Kortrijk” is dit initiatief een begin van een reeks culturele activiteiten die door de VZW „De Gulden Sporen” geprogrammeerd zijn voor het najaar ’84.

André Deroo is geboren te Menen op 13 april 1933, studeerde aan de Rijksnormaalschool Gent en de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Gent. Hij is leraar plastische opvoeding te Harelbeke. Voor een uitvoerig portret verwijzen we naar het „Gesprek met André Deroo” (Het Volk 9 dec. 83; 20 december 1983 en 22 december 1983).

Binnenstappen in de overwegend grote doeken van Deroo is meteen de eigen realiteit van Deroos kunst ontdekken. Zijn schilderkunst concentreert zich naar ons gevoel rond het licht, de leegte voor het concept, de mysterieuze dimensie achter de werkelijkheid.

Officiële openstelling met in het midden André Deroo met zijn echtgenote omringd door het organiserend comité en inleider Prof. Piet Thomas

Vanuit de leegte van het ogenblik voor het beeld zich op het netvlies vastzet, ontstaan de haast onzichtbare gezichten. Deroos schilderijen bewijzen dat achter de werkelijkheid een nog niet geziene, niet ontplooide werkelijkheid schuilgaat. Deroo ontkracht door zijn schepping het moment van creatief bewustzijn niet, maar inspireert de kijker ook medeschepper te worden. Binnentreden in Deroos schilderijen is aarzelend tasten in de mysterieuze droomwereld van „Le Grand Meaulnes”. Is na de eerste bevreemdende gewaarwording verlangen om er terug te keren.

Deroo evalueert verleden, heden en toekomst in elk schilderij. Hij beschikt over „De zachte handen van de uitvinder” en creëert een Nieuwe Wereld waarin al het nutteloze vervangen wordt door het onnamaakbare en toch meest menselijke: het scheppen van een kunstwerk.

PIET THOMAS

Professor Piet Thomas (Prof. aan de K. U. L., campus Kortrijk) trad vroeger ook al binnen in de nieuwe wereld van Deroo („Dubbelspoor”). Vanuit zijn visie en achtergrond gaf hij de aandachtige bezoeker mogelijke herkenningspunten. Wij volgen hem op de voet:

„André Deroo stelt zich helemaal niet controversieel op. Het land der mensen schildert hij niet als een voortdurend spanningsveld tussen macht en onmacht. De schilderkunst is voor hem geen maatschappelijk actiemiddel. Hij concentreert zich integendeel op het spanningsveld innerlijkheid — uiterlijkheid. Wat hem boeit in de mens is de mysterieuze manier waarop deze zich in zijn uiterlijke verschijning aan de anderen prijsgeeft.

AANWEZIGHEID-AFWEZIGHEID

„Ik heb elders reeds gezegd hoezeer de samenhang van aanwezigheid en afwezigheid me in dit werk trof. „Hierbij verwijst hij naar „Dubbelspoor”, een uitgave.van Lannoo waarin de dichterlijke wereld van Willy Spillebeen (die trouwens aanwezig was op de opening) geconfronteerd werd met zijn eigen picturale visie op mens en dingen. De functie van het raam speelt een belangrijke rol in het werk van Deroo: „Het raam er de mysterieuze ontmoetingsplaats van innerlijke en uiterlijke waarneming. Een uitnodiging om het innerlijke van de mens te openbaren”.

Prof. Thomas wijst er op dat Deroo geen portretten schildert, maar dat het eerder archetypische gestalten zijn. Zo ontstaan een algemeen menselijke dimensie, een symbolische overdracht. Tegelijkertijd wordt hierdoor de aanwezigheid van de schilder zelf verhoogd: persoonlijke verwondering om wat beweegt, hindert, verstilt, aan het denken zet.

De compositie is heel belangrijk: „Niet alleen. de plaatsing van de figuren is in dit werk van groot compositorisch belang, ook de voortdurende confrontatie van donkerder en lichtere vlakken”

EMOSYMBOLIEK

Spreker wijst op de voorkeur van Deroo voor het schilderen van oude of eenvoudige meubels die in hun eenvoud niet tot een echte tijdstijl te rekenen zijn, textiel die traditie heeft in het bewoonbaar maken van de ruimte, jurken die, voor zover zij niet modern zijn, met hun bef- en plooiwerk een heimwee naar gezelliger tijden suggereren.” Deze „oude dingen die voorbijgaan” (Couperus) zijn middelen om de dramatisering van het ogenblik te accentueren, het ogenblik van de mijmering, van de bezinning, van de vragen over de tijd zelf”

En Prof. Thomas weet in enkele zinnen de essentie van Deroos schilderkunst te omschrijven: „Vanuit een stille, geduldige, benadering van dingen en mensen wordt in deze schilderijen een mysterie van de bewoonbaarheid zoekende mens centraal gesteld, met de intimistische aandacht en de zoekende blik van iemand die zelf gevoelig is voor het zachte leven van het licht, voor de trots waarmee mensen nederlagen pogen te verhullen, gevoelig zowel voor het decadente als voor de verborgen tederheid, voor levenswil en vergankelijkheid, voor de broosheid van de droom en de pijn van het ontberen”.

(B.B.L., Grote Markt 50 Kortrijk – openingsuren van de bank)

Dirk Rommens in Het Volk, 5 oktober 1984