JE WIL HET ZWARTER

Ben jij de gever
Ik verlaat het spel
Ben je genezer
‘k ben geknakt en lam
Is de glorie voor jou
Dan lijkt de mijne tam
Je wil het zwarter
Dood dan de vlam

Verheerlijkt en geheiligd
Door Uw Heil’ge Naam
Belasterd en gekruisigd
In ‘t menselijk raam
‘n Miljoen kaarsen branden
Voor de hulp die nooit meer kwam
Je wil het zwarter
Dood dan de vlam

Hineni Hineni
‘k Ben klaar, mijn Heer

Er is een liefste in ‘t verhaal
Maar ‘t verhaal is nog steeds gelijk
Er is een slaaplied voor ‘t lijden
En een paradox als verwijt
Maar ‘t stond geschreven in de bijbel
En ‘t is geen ijdele eis
Je wil het zwarter
Dood dan de vlam

Ze lijnen de gevangenen
De bewakers mikken
Ik streed met wat demonen
Zo kleinburgerlijk en tam
Wist ik veel dat ik verlof had
Voor moord en verminking
Je wil het zwarter

Hineni Hineni
‘k Ben klaar, mijn Heer

Verheerlijkt en geheiligd
Door Uw Heil’ge Naam
Belasterd en gekruisigd
In ‘t menselijk raam
‘n Miljoen kaarsen branden
Voor de hulp die nooit meer kwam
Je wil het zwarter
Dood dan de vlam

Ben jjj de gever
Ik verlaat het spel
Ben je genezer
‘k ben geknakt en lam
Is de glorie voor jou
Dan lijkt de mijne tam
Je wil het zwarter
Dood dan de vlam

Hineni Hineni
‘k Ben klaar, mijn Heer

‘You want it darker’, Leonard Cohen (‘The Flame’, 2018)
Vertaling: Dirk Rommens

Zijn stem

zijn stem snakt naar zijn eigen adem
de krassende pijn slikt hij door
met de glimlach
– een grimlach,

als de sneeuw maar vreet in de hitte van zijn huid
dan smeekt hij dan smaakt hij de cellen, de blaren, de bladeren, de stemband kraakt

Tussen door

speeksel klit aan zijn woorden:

stotterend met de klanken van zijn eerste
laatste liefde

of ze jou op profijtige manier
zo tussen door
lief kan hebben?

geef me geen gelijk
sla me over als dit blad
spreek even niet met haar

kluister je vast aan jezelf

alsof je zeer verlegen tegen een meisje lacht

zoen ze kokosnotensmaak zoals in de reclame doe alsof ze nu nog eventjes echt van je houdt

DE STEM IN HET LANDSCHAP

De drummer

de witte ruis klapt open in slagroom

net voor de rust verbreedt in ruige ritmes
slingert hij de ratelende vibrato’s
in stukken geluid haperend aan de stilte,
ingebed in zweetdruppels hitte

emoties staccato vibrerend op de melodie
die uitdeint in zacht geritsel

overspoelt de klank de wereld nu hij

driest de ruimte hakt in ritmisch dansen op de daken?

spant hij de boog overweldigend hamerende bruggen leggend
naar de noot die openspat in vuurwerk? zonder zijn stem draait de wereld zot.

WALCHEREN


de plattegrond maalt niet om de mens die in het niets
zelfs niet verdwijnt, afwezig blijft in zijn evenbeeld,
tot de aarde in de einder oplost, luchtledig wegspoelt
in wat men gemakshalve water noemt, uit bescheidenheid.

ijl, zonder evenwicht tussen zwijgen en zuchten, moedeloos
als de halsbrekende vlakte zich steeds moeiteloos herhaalt –
hij kan over het water wandelen, maar zinkt diep in de aarde,
tot de dijken breken, hij eindelijk vlucht voor rampspoed.

de huisjes, tegen de straatjes gehurkt, lurken aan schoorstenen:
de regen is in stenen gebakken, onderhuids stuwt
de zee tegen de tegels. Lekken stulpend tegen schimmel,
het leven is ongewild afwezig, aftands, mediterend met de ogen dicht.

platgewalst de emoties – egaal scandeert het schaap geblèr tegen
de dijken aan; wollen prikkeldraad scheidt de vlakke wereld niet.
geen eigendomsrecht: drinkbakken waarin eens anoniem gebaden werd:
het ultieme voetbad voor de wandelaar in dit onbewoonbare niemandsland.

niemand zal ooit weten dat ik ademde in dit bedrukte zuchten van de wind;
dat ik tijdelijk de eeuwigheid beroerde, in velerlei gedaanten –
sprekend, luisterend, bewegend in het luchtledige belandde
tot het landschap mij beheerste, als in een schilderij van Turner.

Het Landschap

I London

Baldadig, uitzinnig – de breedtegraad vertrappeld
met de grootsprakerigheid van ingeplante meubels;
zit de toerist op de blote bank zijn tijd te verdoen,
heimwee naar het tuinhuisje van zijn dromen.

de wintertenen opgestapeld langs de opstapplaatsen;
in de bushokjes de adem van look – overdadig de saus:
opgekalefaterd landschap, een avontuur om zeep gebracht
omwille van lege blikjes, lege portemonnees, lege magen.

de trektocht van heen en weer passeren, de handen verschroeid,
geen raakvlak, de ogen gemarteld, kokhalzend –
met het kind als lapsus: de geluidsmuur breekt in de plas.
trap ik erin, struikel ik over de lijdende vorm?

de gevels, op de kaart van de stad, als details getekend:
moeizaam uitgeveegd, een deur die open- en weer dichtgaat,
omdat toevallig een vinger vertwijfeld wijst, zonder repliek:
de druk net iets te dun, als fluwelen beddenlakens.

maar neemt hij niet mee naar de overkant van de stroom –
slibt dicht, verkalkt zijn geheugen deze historische daad:
kansloos te weten de kathedralen van het geld, de in zichzelf
geplooide schaduw kust de hemel, klimt tot bloedens toe.

monumentaal de taal van de stenen – ze spreken eentalig over
het laagje vernis; onderaards in de gangen raast de reuzeworm
flitsende historische momenten: de hitte balanceert op daken,
siertuintjes op onverklaarbare wijze aanwezig waar ik ook kijk.

over de brug tussen oud en nieuw: er is geen keuze,
de vissterfte bedreigt het moraal van de toerist,
die vlucht naar de zekerheden, het bekende liefheeft,
deinend met de massa, probeer ik te doorgronden.

André Sollie (1947-2025)

Mijn Vlaams Filmpje “Jonas en het geheim van Daddy” (22 juni 1990) kreeg een tekening van André Sollie als voorblad. Wat een mooie herinnering aan deze zo veelzijdige artiest!

Stilte als een leeg blad

In deze straat valt de stilte op: de school staat leeg want leerlingen en ‘meesters’ zijn verhuisd naar een nieuw gebouw, verder weg.

Geen geschreeuw en kabaal van spelende kinderen, geen belgerinkel op vaste tijden, geen auto’s voor de school, alles is nu doodse stilte geworden.

Binnenkort zal de school een andere bestemming krijgen: dan zal het geluid harder worden met aan- en afrijdende vrachtwagens en kranen die torenen boven de bouwplaats.

De borden “30” blijven nog even staan om er ons aan te herinneren dat hier ooit kinderen schoolliepen.

Gedichtendag 26 januari 2023

HET MEISJE VAN NEGEN

Andra 14.12.87

op haar verjaardag, uitgerekend op haar verjaardag 

net vóór de vriendinnetjes, net vóór de taart

met kaarsen, net vóór de cadeautjes, 

net nu ik haar naam leer kennen uit

een stukje van hooguit twintig regels in de krant. 

is ze gestorven.

een klein meisje op het koude asfalt,

met droompjes en wensjes, en vader en moeder, 

en een taart met negen kaarsjes.

ze sliep niet in, maar schreeuwde de adem in van pijn, 

mijn fiets ? is ie nog te maken ? mijn feestje, laat me

al mijn kaarsjes blazen . 

in één diepe ademstoot.

Uit de bundel “De morgen van het wit verdriet” van Dirk Rommens, 1988

Gedichtendag 2023

SCHAALVERGROTING

Hoe de lichamen verbijsterd luisterden naar de
tekenen van de natuur, beringd, verzegeld:

de seizoenen gekarteld in de vingernagels. Tot de
tanden gewapend tegen de tand des tijds. Gebeiteld.
Besmeurd.

Afspoelen, schoonspuiten, zandstralen: taal en teken
verminken tot inktvlekken, uitvloeiend in stofnevels:

Weerloos de wortels toedekken in het bed
van bruine bladeren. De sappen verdrogend in vlammen

op de lakens: inpakpapier, snippers, confetti, punthoed, pruik
en masker om te behagen.                  schaalvergroting.

Dirk Rommens, Gedichtendag 2023