Interview door Kurt Klynen voor COS, onafhankelijk vaktijdschrift voor eigentijds onderwijs en ICT
Dirk, je bent vanaf 1 september 2010 met pensioen. Je collega ’s schreven in de e-magazine van KlasCement, ‘Echo’: ‘…De laatste zes jaar bouwde Dirk Rommens mee aan KlasCement. Hij heeft jouw portaalsite mee laten evolueren tot wat het vandaag is. We houden eraan om Dirk dan ook van harte te danken voor zijn doorgedreven inzet. We hebben steeds zijn kritische (taal)blik gewaardeerd… ‘
Het is goed om weten dat KlasCement al twaalf jaar bestaat! Hans De Four staat al die tijd aan het roer van een schip dat alle woeste en rustige IT-tijden heeft doorkliefd. Om in de beeldspraak te blijven: de matrozen hadden vanop de vaste grond in hun klas zelf hun lading ervaring meegebracht. Ik ben er zes jaar mogen bij zijn: als moderator en later als verantwoordelijke voor de inhoud van ingezonden bijdragen en als coach van de moderatoren.
Sommigen vragen me: waarom heb je het schip verlaten? Laat me eerst zeggen dat ik altijd gepland had tot mijn vijfenzestigste door te gaan – weetje wel: iedereen moet langer werken… maar toen we te horen kregen dat er fikse besparingen aangekondigd werden – ook voor het succesrijke KlasCement -, heb ik na rijp beraad, zoals dat dan heet, beslist om te stoppen: twee parttime-collega’s konden op die manier blijven werken. En er was een plaats in mijn oude school waar een collega kon benoemd worden… Het is dus wel met een dubbel gevoel dat ik nu na 58 jaar (vanaf de kleuterklas…) de deur van het onderwijs heb dicht getrokken. Alhoewel, ik kreeg een aanbod om mee te werken als e-auteur bij uitgeverij Plantyn – voor de handboeken Contact. Met mijn liefde voor het Engels, was dit een mooie afsluiter, dacht ik… Ik had immers j aren terug ook honderden hotpotoefeningen gemaakt van de twee handboeken waar ik mee werkte toen ik Engels gaf.
Kan je even kort schetsen wat KlasCement doet?
In al die jaren is KlasCement geëvolueerd: aanvankelijk was het een portaalsite waar leerkrachten hun bijdragen konden leveren, m.a.w volgens mij was dit een van de eerste heuse gebruikerssite: van bottom to top, dus, WEB2.0 avant la lettre, ‘de gebruiker is de inhoud’…
Maar KC is vandaag de dag ook heel wat meer: naast de bijdragen van leerkrachten – wat nog altijd de core business is van KC – heeft KlasCement zich zowel in de breedte als in de diepte ontwikkeld. Ik denk bij voorbeeld aan de vele Europese initiatieven waar KC een belangrijke inbreng in heeft; de site is uitgewaaierd, er is sinds vorig schooljaar immers een Nederlandse en een Belgische (Vlaamse) versie. Bovendien ging KC ook internationaal door in een Engelse vertaling te voorzien. De onderlinge uitwisseling van documenten tussen Europese landen is in KlasCement geconcretiseerd. En de internationalisering gaat verder!
Het filteren en sorteren met de zoekmachines is verder uitgebreid een aangepast aan de behoeften van de gebruikers.
Maar ook de omgekeerde richting is sinds een paar jaar ook echt aanwezig: (officiële) documenten die belangrijk zijn voor het onderwijs krijgen er ook een plaats; in dit verband is de talensite een prima voorbeeld van de top-downdimensie die de site nog rijker maakt.
In de diepte is er bijzonder aandacht voor de kwaliteit: controle op taal en spelling, op de auteursrechten, enz. – uiteraard is het niet aan KC om te oordelen over de didactische en pedagogische aspecten van de ingezonden bijdragen. Omdat KC gelooft in de professionaliteit van de leerkracht, is het aan het oordeel van de leerkracht-gebruiker om een bijdrage al dan niet te gebruiken of aan te passen. Op de talensite krijgen de betere bijdragen een stempel van goedkeuring – want leerkrachten willen expliciete controle, en die krijgen ze. Overigens, geen enkele bijdrage gaat zomaar online.
Wat zijn de troeven van KC?
Volgens mij bewijzen het altijd maar stijgende aantal geregistreerde gebruikers (meer dan 50 000!) dat KC over heel wat troeven beschikt. Collega’s appreciëren wat anderen online zetten: hun reacties zijn bijna altijd positief, en indien er over een bijdrage een opmerking komt, is ze nooit afbrekend. Dat de leerkrachten KlasCement als een startpagina gebruiken, toont aan dat de portaalsite voldoet aan de behoefte om documenten, lesvoorbereidingen, sites … voor het onderwijs te vinden; het grote voordeel is dat het googelen zich beperkt tot het domein van het onderwijs, wat met de grote broer Google niet het geval is.
Dat een zo rijk onderwijsaanbod over zoveel graden en jaren een uitgebreider – volgens vooral beginnende gebruikers – minder overzichtelijke aanblik biedt, is onoverkomelijk. De zoekfuncties bieden daar een oplossing voor. Maar moeten collega’s ook niet adequaat leren omgaan met sites? Om ze de eerste stappen te leren zitten, worden ook sessies gegeven; uit mijn ervaring is de reactie meestal: ‘Wat een openbaring! Ik wist niet dat er zoveel op KlasCement stond!’ Inderdaad: de leerperiode is niet kort – maar ze loont de moeite om langere termijn.
Wat kan er volgens jou beter? Alles kan beter, en daar zijn we/ze bij KlasCement echt wel van overtuigd. De programmeurs zijn niet enkel dagdagelijks bezig met debuggen, maar de vernieuwingen volgen heel vlug op elkaar! Drastische wijzingen zijn uit den boze: er bestaat altijd het gevaar dat je de collega’s met de nieuwigheden voorbij loopt. Ik probeer altijd mee te denken en te voelen. Jawel, het gaat vaak over een attitude; iedereen weet dat leerkrachten heel kritisch zijn – en dat van bovenaf opgelegd wordt, in hun ogen geen genade kent. KlasCement moet daarom heel dicht staan bij de collega’s en die telkens bevragen – dat is de sterkte van de site: zij zijn medeverantwoordelijk voor hun portaalsite. Het gevoel van ‘dit is onze site’ mag niet verdwijnen door te veel ICT-hoogstandjes!
Maar concreet nu: ideaal zou zijn dat je als leerkracht enkel zou zien wat voor jou interessant is. Leerkrachten in het lager onderwijs hebben er geen boodschap aan van wat er te vinden is voor de derde graad secundair onderwijs. Alhoewel – ik ben grote voorstander van intellectuele verrijking door toevallige vondsten/ontdekkingen – het zogenaamde begrip ‘serendipiteit’. Het moet dus altijd mogelijk blijven om ruimere informatie te (kunnen) zien. Het profiel van de gebruiker moet hoe dan ook de basis vormen van wat je als gebruiker ‘echt nodig hebt’.
Fundamenteler is mijn kritiek die ik al jaren ‘meesleep’: het huidige systeem van de jaarlijkse toekenning van een aantal gedetacheerden door het Departement van Onderwijs aan KlasCement moet vervangen worden door een werking op lange termijn. Ik heb zes jaar moeten meemaken dat je pas in de vakantie uitsluitsel kreeg of je nog gedetacheerd kon zijn of terug naar je school moest. Dat is ook voor de directies en de collega’s in je school een onaangename regeling: in mijn geval was dat nu met mijn pensionering gunstig. Ik kwam niet terug naar mijn school, en na zes jaar zal niemand mij gemist hebben, weet ik… (NVDR: Ondertussen is sinds januari 2013 KlasCement een afdeling van het Agentschap Onderwijscommunicatie binnen het Ministerie van Onderwijs en Vorming in Vlaanderen.)
Vertel eens iets over je award die je won?
Ik ben vier jaar part-time pedagogisch/didactische ICT-coördinator geweest van de Scholengemeenschap OLVGroeninge, Kortrijk. Meer dan twintig secundaire scholen didactisch ondersteunen. Naast mijn technische collega’s die instonden voor het serverpark, was mijn opdracht heel ruim en daardoor ook zo boeiend. Maandelijkse vergaderingen met ICT-coördinatoren, info-avonden, de portaalsite met bruikbare inhoud stofferen, een maandelijkse nieuwsbrief samenstellen, enz. enz.
Op 7 maart 2007 ontving ik uit handen van Federaal Minister van Informatisering Peter Vanvelthoven de CST-Award ‘ICT-inspirator van het jaar categorie secundair onderwijs’. Eigenlijk was dit een beloning en erkenning van mijn werk in de Scholengemeenschap, en eigenlijk ook voor mijn pionierswerk in mijn vroegere school Spes Nostra Kuurne.
Eén van mijn stokpaardjes was het belang van het gebruik van een ICT-beleidsnota geïntegreerd in het totale beleid van een school. Bij mijn start had ik een studie gedaan over ICT in de diverse scholen. Toen ik vier jaar later dat onderzoek opnieuw doornam, kwam ik tot de constatering dat er eigenlijk niet zoveel verbeterd was. Nog altijd waren het de voortrekkers die op de goodwill van de collega’s een beroep moesten doen. Er was eigenlijk structureel en beleidsmatig nog maar weinig veranderd. Een collega die na mij kwam, zag het na een jaar blijkbaar ook niet zitten, en momenteel is er niemand meer die deze functie ambieert. En ja, het gaat ook zonder! Maar ik wil hier niet cynisch over doen…
Wat denk je van al die nieuwe technologie? Is dat iets dat op school aanwezig moet zijn?
Een tijdje geleden brak onze minister van onderwijs een lans om ‘games’ te gebruiken in het onderwijs. Volgens mij was zijn aanzet voor veel collega’s ‘een stap te ver’. Voor velen heeft het begrip ‘games’ immers een negatieve connotatie: spelletjes speel je thuis, niet op school! Daar moet geleerd worden. En dan krijg je meteen een regen van negatieve reacties…
Wat ik van de minister verwacht had, was dat er meer computers moeten komen, dat die computers zoveel mogelijk in de lessen zouden worden gebruikt. Dat de studenten die in het onderwijs zullen terechtkomen eerst en vooral de basisvaardigheden zouden leren om met een computerklas te kunnen werken. Overigens, hoeveel leerkrachten hebben zicht op wat er in de gamewereld bestaat? Ik weet uit eigen ervaring dat mijn kinderen veel hebben geleerd uit die zogenaamde verfoeide games. Maar veel collega’s zijn uit onwetendheid angstig omdat de leerlingen op ICT-vlak verder staan dan zij – moeten de leerkrachten dan geen inhaalbeweging maken?
Ik hou ook een pleidooi om de Wii te gebruiken in elke school. In de kleuterklas om tussendoor sport-oefeningen te doen, spelletjes te spelen (!!!) in het secundair onderwijs idem maar ook om via Orb de hele school te voorzien van ICT: centraal op één computer kun je draadloos bij voorbeeld het internet gebruiken of illustraties gebruiken die op één harde schijf bewaard worden. Of wat een leerplezier kunnen de leerlingen én leerkrachten niet ervaren met een digibord?
Maar met mijn iPad en iPhone, iMac en laptop blijf ik digitaal actief. Ik zie de iPad als hét ideale leerinstrument. Met de apps kun je alles doen waarvoor je anders een computer of laptop voor nodig hebt. En je leert haast automatisch met de cloud omgaan… een harde schijf zal je in de toekomst niet meer nodig hebben… Maar ik verval in hetzelfde euvel: vergeten datje als ICT-promotor vooruit loopt op het peloton. Mijn pedagogisch begeleider waarschuwde ons: fiets niet te ver vooruit, of het peloton haakt af.
Jij hebt een schat aan ervaring, zie je jezelf nog een nieuw project starten of je schouders onder een bestaand project zetten?
Ik zal me inzetten om zoveel mogelijk mijn inbreng te doen bij de uitgeverij Plantyn. Daar kan ik uit mijn ervaring putten en zelf nog heel wat bijleren. Ik ben van het principe dat als je eenmaal een punt zet achter een loopbaan, je niet de pretentie moet hebben om het allemaal beter te weten en te kennen en als schoonmoeder je zeg te willen hebben. Als ik kritiek had, uitte ik die op de plaats en in de tijd – niet achteraf, zoals velen menen te moeten doen. Ik trap niet na.
Wat ik schreef in blogs en ook o.m. in dit tijdschrift, blijft volgens mij nog actueel. Ik heb geschreven zoals ik het meende te moeten schrijven, en wie uit mijn ervaring wil putten, kan dit nog; er is gelukkig het internet dat niet vergeet wat je schreef.
Nu heb ik eindelijk tijd om te doen wat ik al heel lang heb gepland: boeken lezen, verder de poëzie van Leonard Cohen vertalen, mijn foto- en videoverzameling in orde brengen, de handen uit de mouwen steken om lang uitgestelde karweitjes te doen, een echte huisman worden, de opa zijn van onze kleinkinderen… kortom allemaal ‘kleine’ dingen die even waardevol zijn als ‘de grote’ in ons (korte) bestaan op deze aarde.
Welke boodschap heb je voor je opvolger (s), toekomstige leerkrachten?
Tja, ik hou het bij deze tekst, mijn levensslogan, van Leonard Cohen: ‘There is a crack in everything / That’s how the light gets in’ (Anthem). Wat je ook doet, er zal altijd wel iets minder geslaagd zijn, maar daardoor kun je er de volgende keer wat aan doen. Die positieve houding overbrengen naar je leerlingen, komt in de dagdagelijkse praktijk gewoon neer op: ‘Perfectie is niet van deze wereld, maar uit je fouten kun je leren’. Elke dag gelukkig zijn met de jongeren waarvoor je verantwoordelijk bent, dat is een mooi streefdoel, toch?