Vader wandelde niet, hij schreed
Door het landschap – legde zijn spade niet weg
Als de voren spoorden naar de bonen en de landweg
Hij kuiste zijn geroeste kortewagen weg in het kot
Maar oefende zijn ogen door wijdbeens de horizon
Te aanschouwen en hoestte zijn longen uit in groene sint-michels
En de kleinkinderen veroverden zijn serre op rovers
Tot hij met woeste knuisten wilde vechten uit lijfsbehoud
Om de gillende wortels te redden uit hun kinderhanden
Over de glooiende velden met rapen en rode kolen
Zag hij zijn kinderjaren verdwijnen in dikke zakken
Verse pret* en blinkende eerste petatten uitpuilend in barstende aarde
*porei